In de eerste jaren na de Sovjet-revolutie moet er sprake zijn geweest van een relatieve culturele vrijheid, waarin kunstenaars zich vrij konden verenigen en voorstellen konden doen om het communisme vorm te geven. Zij verbonden zich met het bestuur en de raden (sovjet betekent immers raad – de raden-republiek was een progressief concept dat de Partij gefaseerd en snel de nek omdraaide).
Agit-Prop werd gebracht door groepen die, met gebalde vuisten en vlaggen, wervende strofes riepen; het waren levende, heraldische tableaus. Hun kreten waren niet alleen gericht op bijvoorbeeld de toe-eigening van productiemiddelen door de arbeiders (in werkelijkheid was het de Partij die zich alles toe-eigende), maar ook op de overwinning op Polen (Rusland/Sovjet Unie zou Polen vanaf 1772 zes keer binnenvallen).
Ik heb me de avant-gardes met de Proletkult hier nog als werkelijke vrijheid voorgesteld, toen kunstenaars huizen en schuttingen beschilderden, net als de wagons waarmee zij van Moskou naar Vitebsk trokken. Hier nemen hun figuren de macht over en piepen zij tussen de open geschoven deuren naar buiten.
Ik besloot met silicaatverf op mortel te schilderen om de fresco te benaderen.